Zuid-Amerika

Zuid-Amerika is onderdeel van de Zuid-Amerikaanse plaat. Het continent is opgebouwd uit een kern die bestaat uit een aantal Proterozoïsche kratons waaromheen het continent gegroeid is. In het westen bevindt zich de Andes, die gevormd wordt door de subductie van oceanische korst onder de Pacifische Oceaan onder het Zuid-Amerikaanse continent. Zuid-Amerika ligt voor een deel in een warme of tropische zone (tot ong. de Steenbokskeerkring) en voor een deel in een gematigde zone (ten zuiden van de Steenbokskeerkring). Vrijwel alle klimaatzones (van tropisch regenklimaat tot polair toendraklimaat) komen voor in Zuid-Amerika. Vgl. de klimaatclassificatie van Köppen. Zo heeft de Andes een hooggebergteklimaat. Ten oosten van de Andes zijn de variaties in de natuurlijke begroeiing groot. Het grootste gedeelte van het continent heeft een tropisch klimaat met als natuurlijke begroeiing regenwoud. In het zuiden gaat het regenwoud over in de pampas en nog zuidelijker in nog gematigder begroeiing.

De eerste nederzettingen in Zuid-Amerika worden gedateerd rond 15.000 v.Chr. en lagen in de kustzone van Ecuador en Peru. Rond 2700 v.Chr. werd in Caral de eerste stad met stenen huizen gebouwd. Door de ontwikkeling van aardewerk krijgt men de mogelijkheid voedsel langer te bewaren, zodat ook de inlandse valleien in de Andes gekoloniseerd kunnen worden. Antieke beschavingen zijn de Chavin-cultuur (1700 - 300 v.Chr.), de Mochica-cultuur (0 - 750 n. Chr.) en de Nazca-cultuur (200 v.Chr. - 1000 n. Chr.), allen in Peru. De Inca's heersten van 1438 tot 1532 over een groot gebied dat van Noord-Chili tot Ecuador liep. Hun rijk werd centralistisch geregeerd door een keizer vanuit Cuzco. Hoewel de beschaving een hoog niveau had bereikt waren sommige uitvindingen zoals het wiel bij de Inca's niet bekend.

In de 16e eeuw begonnen Spaanse en Portugese ontdekkingsreizigers de Zuid-Amerikaanse oostkust te verkennen. Gelokt door verhalen van een gouden rijk in het binnenland begaven ze zich steeds verder landinwaarts. Voor de lokale bevolking waren de bacteriën die de Europeanen meebrachten een ongekende ramp. Schattingen geven aan dat misschien meer dan twee derde van de Indiaanse bevolking aan voor hen onbekende ziekten als de pest, waartegen ze geen resistentie hadden, stierf. Daaropvolgend lukte het de Spaanse ontdekkingsreiziger Francisco Pizarro in 1532 met een klein legertje het grootste deel van het Incarijk te veroveren door de keizer gevangen te nemen. Tot 1572 hielden de Inca's in delen van hun rijk stand tegen de Spanjaarden. Een zo'n afgelegen uitwijkoord was Machu Picchu.

Zuid-Amerika was in 1498 met het verdrag van Tordesillas tussen de Portugezen en Spanjaarden verdeeld. Brazilië werd Portugees, de rest Spaans. In de eeuwen daarop viel Zuid-Amerika langzaam in handen van de beide koloniale machten, hoewel ook andere Europese landen, met name Engeland en Nederland, enige invloed hadden. Toen de Verenigde Staten in 1776 onafhankelijk werden werd de roep om onafhankelijkheid in Zuid-Amerika ook sterker. De bezetting van Spanje door Napoleon in 1808 bood de gelegenheid onafhankelijkheidsoorlogen te beginnen. Een bekend leider van de onafhankelijkheid was Simon Bolivar. De decennia die volgden werden gekenmerkt door grote politieke instabiliteit: vrijwel overal braken burgeroorlogen uit en de verenigde republieken vielen uiteen in een lappendeken van staten. Pas in de laatste decennia van de 19e eeuw stabiliseerde Latijns-Amerika; in vele landen kwamen oligarchische regimes aan de macht, die onder het motto van Orden y Progreso ("orde en vooruitgang") economische voorspoed maar ook brute onderdrukking brachten.

Rond de jaren 30 werden de oligarchische regimes in de meeste landen afgelost door populistische regeringen, waarvan die van Juan Peron wellicht het bekendste is. In de jaren 50 werden de meeste van deze regimes vervangen door regeringen die meer democratisch waren, maar ook instabieler. Gevolg was dat staatgrepen plaatsvonden die tot militaire dictaturen leidden. In de Koude Oorlog waren de Verenigde Staten bang voor communistische invloeden in Latijns-Amerika, ze bemoeiden zich met de politieke situatie waarbij vaak steun aan militaire dictaturen werd verleend. In de jaren 80 raakten de meeste landen in een diepe economische crisis. Landen konden hun schulden niet meer afbetalen, wat tot hyperinflatie leidde. De militaire regimes konden zich niet langer handhaven en het grootste deel van Zuid-Amerika kreeg een democratisch bewind. Tegen het eind van de 20e eeuw en het begin van de 21e eeuw raakten veel Latijns-Amerikanen gedesillusioneerd met het neoliberale economische systeem, en werden er in veel landen linkse kandidaten tot president gekozen. Een bekend voorbeeld is de Venezolaanse president Hugo Chavez.

In de meeste landen van Zuid-Amerika wordt Spaans gesproken, of Portugees (in Brazilië). Met o.a. Mexico en de Frans- en Spaanstalige landen in Midden-Amerika horen deze landen tot Latijns-Amerika. In Frans-Guyana wordt Frans gesproken, in Guyana echter Engels en in Suriname Nederlands. Daarom worden de laatste twee wel tot Zuid-Amerika, maar niet tot Latijns-Amerika gerekend.